Nederlandse SS-soldaten van Wachbataillon Nordwest schieten op de parachutisten die maandag 18 september 1944 landen op de Ginkelse Heide bij Ede. (Foto: Gelders Archief.)

Veel doden bij de luchtlandingen op maandag 18 september op de Ginkelse Heide

in Luchtlandingen/Oosterbeek

Een dag na de eerste luchtlandingen bij Wolfheze, landde op maandag 18 september op de Ginkelse Heide de rest van de Britse luchtlandingstroepen van de Airborne Divisie, waaronder de 4th Parachute Brigade van generaal Shan Hackett. De 4th Parachute Brigade telde bijna 2.000 soldaten en bestond uit drie bataljons: 10th Battalion, 11th Battalion en 156th Battalion.

De landingen verliepen een stuk minder voorspoedig dan de luchtlandingen van de dag ervoor. De tweede lift met paratroopers was als gevolg van mist in Engeland veel later vertrokken dan de bedoeling was. Volgens het Britse schema zou er die ochtend om 07.00 uur vertrokken worden. In werkelijkheid vertrokken de vliegtuigen pas vier uur later om 11.00 uur toen de mist was opgeklaard.

De Britse troepen die de landingsterreinen beschermden tegen Duitse aanvallen, waren van het uitstel niet op de hoogte. Ze hadden hun handen vol om te voorkomen dat een Nederlands SS-Bataljon de landingszone bezette.

Bovendien wisten de Duitsers hoe een luchtlandingsoperatie werkt: na de eerste landingen, volgen altijd meer vluchten met versterkingen en/of voorraden. Dus op maandag 18 september ontmoetten de Britse en Amerikaanse transportvliegtuigen onderweg heel wat Duits luchtafweergeschut dat door de Duitsers op de plek was neergezet waar zij de transportvliegtuigen verwachtten.

Dit luchtafweergeschut was voor een deel afkomstig van de 9e en 10e SS Pantser Divisie. Daarnaast was uit Duitsland de eerste flak in de regio aangekomen die door veldmaarschalk Walter Model was opgeroepen.

De Duitsers wisten dat de transportvliegtuigen alleen uit zuidelijke en westelijke richting aan konden komen. Zodoende stond het luchtafweergeschut op de juiste plek toen de Britten de omgeving van Arnhem naderden.

Luchtafweergeschut
Net als de dag ervoor trok een armada van honderden vliegtuigen over. Vooral de traag vliegende C-47 transportvliegtuigen waren een makkelijke prooi voor de Duitse flak-bemanningen. De C-47 vervoerde de parachutisten en vloog lager dan de vliegtuigen die de zweefvliegtuigen voorttrokken. De combinatie van de lage snelheid en de lage hoogte maakte dat de Duitsers veel slachtoffers maakten.

In het boek dat Martin Middlebrook over de Slag om Arnhem schreef, wordt kapitein Frank King geciteerd.
“Eerst had ik niet door dat we waren geraakt. We maakten ons klaar voor de sprong. De ‘crew chief’ had on s daarbij moeten helpen, maar die leek te zijn ingedut. Ik werd boos en schreeuwde tegen hem. Toen ik een plas bloed onder zijn stoel zag, begreep ik dat hij dood was.

Toen ik uit de deur keek, leken we rechtdoor te vliegen, maar veel lager dan de rest van de formatie. Ik schrok me te pletter toen ik zag hoe laag dat was. Hooguit 80 meter. Ik stak mijn hoofd naar buiten en zag dat de hele bakboordvleugel in brand stond.

Het licht stond nog steeds op rood en het was een zware overtreding om met rood licht te springen, maar ik moest beslissen en zei: ‘springen!’ We sprongen vliegensvlug en wisten bijna allemaal uit het vliegtuig te komen. Het leek wel alsof we rechtstreeks op de grond sprongen.”

De kwetsbare zweefvliegtuigen vlogen hoger en ontweken daardoor de ergste beschietingen. Toch kregen ook de zweefvliegtuigen met flak te maken. Bob Christie zat achterin een Horsa-zweefvliegtuig.

“We hoorden plotseling scheurende geluiden onder een jeep. We dachten aanvankelijk dat de verankering losraakte. Als de jeep met de aanhanger zou gaan rijden, dan zou het zweefvliegtuig onbestuurbaar worden. Ik kroop over de vloer tussen de wielen, maar de verankering was nog in orde. Weer klonk het alsof er iets scheurde, en opeens scheen de zon door rafelige gaten. Het was luchtafweergeschut. Gerustgesteld liepen we naar onze stoelen, waar we onze helmen afzetten en erop gingen zitten om onze edele delen te beschermen.”

De parachutisten die boven de Ginkelse Heide sprongen, ontdekten dat de dropzone in brand stond. Dat was het gevolg van gevechten tussen een SS-Bataljon en de Britse troepen die de dropzone verdedigden. Die gevechten waren nog gaande toen de para’s sprongen. Aan de zijkant van de dropzone stonden Nederlandse SS-ers die met geweren en machinegeweren schoten op de Britten terwijl ze hulpeloos aan hun parachute omlaag zweefden.
(Lees hier meer over de Slag om de Ginkelse Heide.)

Lang niet alle parachutisten belandden op de heide. Redelijk wat paratroopers belandden met hun parachute in de bomen die om de Ginkelse Heide heen stonden. Een aantal van deze hulpeloze Britse parachutisten was door de Nederlandse SS-ers doodgeschoten terwijl ze in hun tuig hingen.

Oprukken naar Arnhem!
Als gevolg van de grote hoeveelheid Britse troepen die landden, trokken de Duitse troepen zich op een gegeven moment terug. Het was inmiddels ver in de middag. Toen generaal Hackett, die het bevel voerde over de 4e Parchute Brigade aan het begin van de avond een inventarisatie maakte, ontdekte hij dat hij in totaal tweehonderd man had verloren, in de lucht of tijdens de landing. Dat was een tiende van de gevechtskracht van zijn brigade, nog voor de slag zelfs maar was begonnen…

Even later hoorde Hackett dat generaal Urquhart vermist was en dat generaal Hicks nu de leiding had over de gehele divisie. Hackett ontplofte. Hackett vond dat hij op basis van het aantal dienstjaren meer recht had om leiding te geven aan de divisie.

Lees verder:

Tip!

Ga naar Boven

Door de site te te blijven gebruiken, gaat u akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie

De cookie-instellingen op deze website zijn ingesteld op 'toestaan cookies "om u de beste surfervaring mogelijk. Als u doorgaat met deze website te gebruiken zonder het wijzigen van uw cookie-instellingen of u klikt op "Accepteren" hieronder dan bent u akkoord met deze instellingen.

Sluiten