Een pantserwagen van het type SDKFZ 250/3 wordt ingezet tegen Britse paratroopers bij Oosterbeek. (Foto: Bundesarchiv.)

“Alarm! Paratroepers!” De 9e en 10 SS Pantser Divisie komen meteen in actie

in Arnhem/Luchtlandingen/Nijmegen/Oosterbeek

Nog voor alle Britse troepen op zondag 17 september geland waren ten westen van Wolfheze, waren de troepen van de Duitse 9e en 10 SS Pantser Divisie al gealarmeerd.

Om meteen een groot misverstand uit de weg te ruimen: de twee pantserdivisies die in de buurt van Arnhem gelegerd waren, hadden bijna geen tanks en mechanisch geschut. Bij elkaar opgeteld hadden de twee divisies slechts vijf werkende tanks en Sturmgeschütze die zij konden inzetten.

Vrijwel alle tanks die vanaf maandag 18 september in het frontgebied bij Arnhem verschenen, waren tanks die door de Duitse legerleiding via zogeheten Blitztransporte na de landingen naar Arnhem waren gestuurd.

Op zondag 17 september was van Duitse Panzers amper sprake. Maar ook zonder tanks, was de slagkracht de 9e en 10e Panzer Division veel groter dan de Britten hadden ingeschat.

De 9e en 10 SS Pantser Divisie waren door het Duitse opperbevel bij Apeldoorn, Dieren, Zutphen en andere plaatsen boven Arnhem ingekwartierd om opnieuw uitgerust te worden, Een maand daarvoor waren de twee divisies door de Britten en Canadezen bij Falaise vrijwel vernietigd.

De aanwezigheid van de twee pantserdivisies was door het verzet in Nederland doorgegeven aan de Engelsen, maar die concludeerden dat er niet veel dreiging uit kon gaan van het restant van de Duitse divisies.

Al snel na de luchtlandingen bij Wolfheze bleek dat de Britse legerleiding dat volledig verkeerd had ingeschat. De twee divisies beschikten samen over ongeveer 7.000 soldaten met gevechtservaring. Daarnaast beschikten de divisies over artillerie, luchtafweergeschut, pantserwagens en enkele tanks.

Generaal Wilhelm Bittrich, die de leiding had over het IIe SS Pantser Korps waar de divisies deel van uitmaakten, gaf de twee divisies meteen de opdracht om in actie te komen toen hij hoorde over de luchtlandingen.

Bittrich gaf de 10e SS Pantser Divisie de opdracht om de sector Nijmegen te verdedigen. De 9e SS Pantser Divisie, onder leiding van generaal Harzer moest afrekenen met de Britten bij Arnhem.

Bittrich stuurde rond 16.00 uur dit bevel aan de 9e SS Divisie:
“De divisiegroep Harzer verzamelt zich in het gebied van Velp en bereidt zich zodanig voor, dat vanuit Velp een aanval gedaan kan worden op de ten westen van Oosterbeek gelande vijand, die de sterkte heeft van ongeveer een brigade. In Velp moet een vooruitgeschoven commandopost worden ingericht.”

De sterkte van de Britten die bij Wolfheze geland waren, werd door de Duitsers op dat moment onderschat. Het was ruim een halve divisie die geland was, en niet alleen een brigade. De verkeerde aanname van de Duitsers is begrijpelijk, aangezien alleen de drie bataljons van de 1st Parachute Brigade optrokken naar Arnhem. De rest van de troepen bleef achter, voor de bescherming van de landingsterreinen.

Generaal Harzer was van plan geweest om een colonne van ongeveer 40 pantserwagens en andere voertuigen van de SS Panzer Aufklärungs Abteilung 9 op te laten trekken naar Oosterbeek om de strijd met de Britse para’s aan te gaan. Dit bataljon van ongeveer 500 man, onder leiding van Hauptsturmführer Gräbner, was op dat moment de sterkste eenheid van de 9e SS Pantser Divisie.

Maar rond 16.30 uur ontving generaal Harzer een nieuw bevel van het hoofdkwartier, waarin hem tot spoed werd gemaand. “Snel handelen is geboden! De verovering en het behoud van de brug in Arnhem zijn van doorslaggevend belang.”

Daarnaast kreeg SS Panzer Aufklärungs Abteilung 9 de opdracht om ter verkenning over de Rijnbrug naar Nijmegen rijden om te zien of er ook geallieerden geland waren tussen Nijmegen en Arnhem. Dertig halfrupsvoertuigen en andere auto’s vertrokken met Gräbner aan het hoofd rond 17.30 uur.

Harzer heeft het laatste deel van het bevel van Bittrich over het hoofd gezien. Daar stond namelijk dat Gräbners verkenningsbataljon ook tot taak had de Rijnbrug veilig te stellen. Ongeveer een uur nadat Gräbner met zijn bataljon over de brug richting Nijmegen was gereden, arriveerde het 2e Bataljon onder leiding van John Frost bij een vrijwel onverdedigde Rijnbrug. De brug werd door slechts een handjevol mannen van het oorspronkelijke wachtdetachement verdedigd.

Het bevel om Gräbner met het grootste deel van de pantserwagens naar Nijmegen te sturen, betekende dat Harzer nog maar tien pantserwagens en andere verkenningsvoertuigen over had voor de strijd bij Oosterbeek. Die voertuigen werden via de Amsterdamseweg naar de Britten gestuurd, waar zij ter hoogte van de Koude Herberg bij Oosterbeek stuitten op het 1st Battalion van de Britten onder leiding van kolonel Dobie. Dobie besloot daarop om te proberen via de zuidelijke route Arnhem te bereiken.

Kampfgruppe Spindler
Verschillende eenheden van de 9e SS Pantser Divisie die in de buurt van Arnhem gelegerd waren, waren na de luchtlandingen op eigen houtje naar Arnhem gesneld om de stad te verdedigen. De belangrijkste Duitse eenheid daarvan was het 9e SS Pantser Regiment onder leiding van Sturmbahnführer Spindler. Daarnaast was ook het 120 man tellende SS Pionier Bataillon 9 van Hauptsturmführer Möller op de luchtlandingen af gekomen.

Nadat Spindler aan het begin van de avond op zondag 17 september aan generaal Harzer meldde dat zijn troepen een verdedigingslinie aan de westkant van Arnhem aan het vormen waren, kreeg Spindler van Harzer de opdracht om langs de hoofdwegen vanaf de Rijn tot aan de Amsterdamseweg een front te maken tegen de Britten. Vanaf het spoor moest die linie bovendien vanaf de noordrand van het spoor doorlopen tot aan station Oosterbeek en verder naar het noorden via de Dreyenseweg.

Duitse troepen die zich in de buurt van de linie van Spindler bevonden, kregen van het Duitse hoofdkwartier de opdracht zich bij ‘Kampfgruppe Spindler’ aan te sluiten.

Serieuze verdedigingsring
De luchtlandingen bij Wolfheze hadden de Duitsers volledig verrast. Maar doordat de Duitsers in de buurt van Arnhem adequaat en bovenal razendsnel reageerden, konden ze met indrukwekkend improvisatievermogen de opmars van de Britten al snel tegenhouden. Slechts zes uur na de Britse luchtlandingen was er al sprake van een serieuze verdedigingsring aan de westkant van Arnhem.

Langs de belangrijkste toegangswegen naar de Arnhemse Rijnbrug lagen goed ingegraven Duitse soldaten, die de beschikking hadden over mortieren, artillerie en andere zware wapens. Alleen het 2e Bataljon van John Frost wist aan het begin van de avond langs de Rijn de Rijnbrug te bereiken.

De Duitsers waren niet van plan om de rest van de Britten toegang te geven tot de stad. Om onduidelijke redenen zijn zowel het 1e als het 3e Bataljon van de Britten in Oosterbeek gestopt voor de nacht.
De Duitsers zitten niet stil. Zij hebben door het gebrek aan actie aan de Britse kant alleen nog maar meer tijd om hun verdediging aan de westkant van Arnhem te versterken.

Tip!

Ga naar Boven

Door de site te te blijven gebruiken, gaat u akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie

De cookie-instellingen op deze website zijn ingesteld op 'toestaan cookies "om u de beste surfervaring mogelijk. Als u doorgaat met deze website te gebruiken zonder het wijzigen van uw cookie-instellingen of u klikt op "Accepteren" hieronder dan bent u akkoord met deze instellingen.

Sluiten